Geschiedenis


DE BEGINTIJD VAN BUITENLUST:

In 2013 bestond Recreatie Vereniging Buitenlust 50 jaar. Vanaf dat moment is een begin gemaakt met het verzamelen van verhalen en anekdotes die bij elkaar opgeteld een aardig beeld schetsen van de vroege geschiedenis van de vereniging. Sommige verhalen komen vaker langs maar dan net weer even anders verteld; het leek ons juist leuk om die verschillen gewoon zo over te nemen.


Mijn vrouw en ik hebben een kant en klaar huisje gekocht op het terrein van Buitenlust. Zoals zo velen. Het is goed om je te realiseren dat het heel wat overleg- en heel wat inzet- van heel wat leden en oud leden heeft gekost om dat plekje te creëren. En het voor de vereniging te behouden. Hopelijk verschaffen onderstaande verhalen en anekdotes dan ook meer begrip voor de uitgebreide- en doorleefde verenigingsreglementen.
Er zijn ook wat foto’s aangeleverd en er is een handgetekend terreinkaartje van oud voorzitter Henk Marrink. Maar lang niet alles is verteld en opgetekend. Mocht u dan ook nog aanvullingen of foto’s hebben uit de begintijd, dan hou ik me aanbevolen.


Nico Gerbenzon huisje 345
Groningen, juli 2015

DE ANEKDOTES:


Joop Tijssens (bestuurslid):
“In de beginperiode stonden hier tenthuisjes (zie foto’s) die aan het eind van het seizoen weggehaald moesten worden. Ze werden voor de winter opgeslagen in Romneyloodsen (loods van gebogen golfplaat) en bij de start van het nieuwe seizoen er weer uitgehaald. Je kreeg bericht over de datum en het tijdstip waarop je tenthuisje uit- of in de loods ging en
daarover viel niet te onderhandelen. Alle huisjes kwamen tegen elkaar te staan en moesten dus op volgorde worden aan- en afgevoerd. Daarvoor werden ze op een tractor met maanhanger gelegd en van en naar je plek gebracht. Dat kostte toen per keer 2 gulden.” (lees ook Henk Marrink).
Joop geeft met z’n handen ongeveer 70 cm aan en zegt: “Er was maar zó weinig ruimte per huisje en daarin moest je de heleboel kwijt, inclusief bedden, matrassen, etc. En in het voorjaar, als je het er weer uit haalde, dan bleek vaak dat de muizen er in hadden gebivakkeerd…”

Attie Moerman (verenigingslid, stond als kind al met haar ouders op camping “De Timp”): “Er waren meerdere loodsen, nu staat er nog maar eentje naast het verenigingsgebouw.
Daarin staan tegenwoordig o.a. de tractoren voor het onderhoud van het terrein. De loods was ook de plek van de opgeschoten jeugd. Die zaten daar vaak met een kampvuurtje en met een gitaar lekker te zingen. Direct naast het verenigingsgebouw staat nu het magazijn en daarin was vroeger de telefooncel van Buitenlust.”


Joop: “In die tijd mocht je je auto na het uitladen niet bij het huisje laten staan. Er waren parkeerterreinen. Voor, aan de Tienelsweg, zoals nu nog bij kamp 5. Daar moesten de auto’s worden geparkeerd. Er werd streng op toegekeken en er was één verenigingslid die zich bezig hield met de naleving. Dat hield in dat hij meerdere keren per dag op zijn fiets over het terrein reed. Als je je auto naar zijn zin wat te lang bij je huisje had staan, dan hoorde je ‘m een deuntje fluiten en vervolgens roepen: “Autootje”. Je zorgde dan wel dat je auto op het
parkeerterrein kwam! Er was naleving alom.”


Joop: “Er stond een grote kantine, ietsje van de Tienelsweg af aan de oostzijde. Inmiddels is die helemaal verbouwd tot appartementen; je herkent de plek aan het metalen hekwerk. Er zat destijds een grote keuken bij met een cafetaria. Meerdere echtparen hebben daar het beheer over gehad en uiteindelijk is ‘ie verkocht. Voor 150.000 gulden.”

Attie: “De kantine was het trefpunt van Buitenlust; daar was elektriciteit. Dus daar gingen de mannen ‘s ochtends naar toe om zich te scheren en daar werden ook de accu’s opgeladen (na het petroleum tijdperk ging men over op het gebruik van accu’s voor de verlichting van de onderkomens).In en rond de kantine trof iedereen elkaar. In sommige perioden kon je er wel tot s’ochtends 5 uur terecht.” (Attie’s ouders hebben de kantine ook een tijd gerund).
Sommige leden boden er hun diensten aan. Zo was er een “huiskapper” die in de stad een kapsalon had en die hier op zaterdag gewoon door knipte. Een ander had een groentewinkel in Uithuizen en deed hier goeie zaken met z’n meegebrachte groente. “Tegenover de kantine, aan de Tienelsweg, was de verkoopkraam van Fekkens waar allerlei kruidenierswaren werden verkocht, o.a. levensmiddelen en snoep. Er werden veel activiteiten georganiseerd zoals bijvoorbeeld Neut’n Schait’n. Er werden droppingen gehouden, maar ook Fancy Fairs die wel 2 dagen duurden. Buitenlust en camping “De Timp” werkten heel veel samen, waarbij niet alleen de jongeren elkaar opzochten maar ook de
ouderen. Een aantal jaren achtereen werden er uitjes georganiseerd voor gehandicapten en dan deden de mensen van beide terreinen volop mee.”

Meerdere keren is geprobeerd om de verhalen uit het vroegste begin van de vereniging boven water te krijgen. Hoe kwamen de eerste pioniers hier? Hoe werd het terrein verworven? Hoe zag het gebied er uit ?Hoe werden de plekken verdeeld ? En dan werd er steevast verwezen naar de legendarische oud voorzitter van de vereniging: Henk Marrink.


Vanwege zijn drukke huidige activiteiten als molenaar/ stoommachinist (Marrink bestiert molen ‘de Wachter’ in Zuidlaren) duurt het een tijdje voor ik hem te pakken heb. De ontmoeting vindt plaats bij zijn propere stenen huisje op terrein 4 (oost) en ik word binnen genodigd in dit “eerbetoon aan zijn 35-jarig voorzitterschap”. Het huisje is namelijk door vrijwilligers van een aantal verenigingen waarvoor Henk zich heeft ingezet in een paar weekenden uit de grond gestampt. Hij zelf hoefde alleen voor de koffie te zorgen.
Dit tekent de sfeer van de “ouwe vereniging”. Uit de verhalen blijkt dat er veel gezamenlijk werd ondernomen en dat er van alles onderling werd geregeld en afgehandeld.Bijna altijd met gesloten beurs. (N.G.)

Henk Marrink

(overleden in 2022)

Marrink (destijds ook hoofdopzichter bij de Hunzecentrale in Groningen) merkt op dat op die manier de vereniging z’n huidige status heeft bereikt. Hij is uit een soort van hobby voorzitter en secretaris van meerdere verenigingen geweest en in die tijd werkte dat overal eigenlijk op die manier. “Voor wat hoort wat, samen help je mekaar verder”. Hij mist dat in de huidige tijd; tegenwoordig moet alles worden verantwoord en is iedereen aan handen en voeten gebonden.

Eiken hakhout
In 1957 is Henk via een overbuurman met een onderkomen op de “vijftig bunder” (het huidige natuur gebied) in dit gebied terecht gekomen met een tenthuisje dat ‘ie zelf op zolder had gemaakt uit een oud scheepszeil en een partijtje hardboard’. Dat was destijds bij de vereniging “Mooi Westlaren”.

Het huidige terrein 4 (oost) en het omliggende bos was toen begroeid met “eiken hakhout” dat elke 50 jaar werd gekapt voor de handel. De schors ging bijvoorbeeld naar de leerlooierijen. Ook stonden er overal hoge dennen, waarvan er vele in de stormen het loodje hebben gelegd.

Op terrein west (huidige kamp 5) zaten ‘s zomers 4 gezinnen elk in een legertent. Het gebied was veel opener dan tegenwoordig en bestond daar vooral uit heide met dennen. Dhr. Heus (vader van een van die gezinnen) was ad interim voorzitter bij het samengaan van de verenigingen en had daarbij bedongen dat Marrink het voorzitterschap later zou overnemen.

De erven Wieman Vissering
Het hele gebied tot aan het Noordlaarder bos was eigendom van de familie Wieman Vissering. Op dat moment bestond de familie alleen nog uit de moeder en haar verstandelijk gehandicapte zoon. Ze woonden in een groot huis aan de weg bij de Jagerkampen in Haren. Als voorzitter had Marrink te maken met “de erven Wieman Vissering”. Hun belangen, waaronder 22 pachtboerderijen, werden behartigd door notaris de Freij en door hoofd van de politie dhr. van der Wal, beiden te Zuidlaren. (De familie van der Wal heeft zoon Wieman Vissering nog een tijd in huis gehad, later is hij in Woldendorp opgenomen). Zo’n 50 jaar geleden werd het gebied, het huidige natuurgebied “de vijftig bunder” voor 750.000 gulden verkocht aan Vereniging Natuurmonumenten. Daarbij moesten de 35 recreatieonderkomens verdeeld worden over de overige terreinen.

Tijdens het herschikken van terreinen en verenigingen is er stevig onderhandeld.

Recht op eerste koop
De erven Wieman Vissering wilde voor de terreinen een huurcontract afsluiten met een jaarlijkse huurverhoging en is akkoord gegaan met de voorwaarde van recht op eerste koop door de vereniging. Een paar jaar na het overlijden van de weduwe Wieman Vissering deed die gelegenheid zich voor en toen moest er opnieuw worden onderhandeld, nu over de aankoopsom. Inmiddels waren er allerlei hand- en spandiensten verleend aan Mr. De Freij, die een zomerhuisje in de buurt had.

Er was een goeie onderlinge relatie met hem ontstaan en een uitstekende basis voor het aankopen van het terrein (voor wat hoort wat). Met een lening bij de Rabobank van 750.000 gulden tegen 8¾ % rente met een looptijd van 40 jaar, werd Recreatievereniging Buitenlust eigenaar van 28 ha grond. Dit met korting dankzij een gemeente garantie (de directeur van de Rabobank was tevens wethouder in Zuidlaren: voor wat hoort wat). Daarvan werd meteen weer 10 ha voor 300.000 gulden doorverkocht aan vereniging De Vijftig Bunder (terrein 7) want die moesten hun terreinen 6 en 8 (natuurschoon gebied) ontruimen. (zie voor oriëntatie de terreinkaart van Henk Marrink)

West buiten beschouwing gelaten
In de periode van de onderhandelingen probeerden natuurverenigingen en de Gemeente Zuidlaren om de onderkomens van terrein West te verplaatsen naar een uitbreiding van camping “de Timp”. Dat kwam omdat terrein West de bestemming “Natuurschoon gebied” had, terwijl terrein oost onder de bestemming “Natuurgebied met recreatie” viel. Tijdens een hoorzitting hierover in de Prins Bernhard Hoeve is Marrink stevig tekeer gegaan tegen die plannen en heeft de gedeputeerde van de provincie hem uiteindelijk toegezegd terrein West buiten beschouwing te laten.

In een poging de voorzitter te paaien voor die ongunstige ruil was hem een baan als beheerder aangeboden, met inbegrip van een huis (voor wat hoort wat). Maar daar is niet op ingegaan.
(N.G: we mogen Henk Marrink dankbaar zijn voor z’n sterke knieën en we kunnen vaststellen dat dat huis er op een hele andere manier uiteindelijk toch is gekomen).

Federatie
Het gemeentebestuur van Zuidlaren wilde op een gegeven moment af van het onderhandelen met “allerlei bestuurders van allerlei recreatie verenigingen” en heeft een federatie van recreatie verengingen in het leven geroepen. Het heeft een tijd geduurd voordat die federatie, waarin de verenigingen De Vijftig Bunder, T.O.G., Norder, Slootsbergen, Meerzicht en Buitenlust, naar behoren ging functioneren. Wij waren de grootste vereniging en leverden volgens de regels ook de voorzitter (Marrink).

Plekken en overwinteren
Er is tijdens de verkoop en ruil van gebieden, waarbij dus een groter aantal kampeerders op een kleiner terrein terecht kwamen, steeds gezegd dat er uiteindelijk een herindeling van plekken zou plaats vinden. Maar toen die slag zou moeten worden gemaakt, was iedereen zó klaar met het geruil dat daarvan verder werd afgezien. Je ziet daardoor vandaag de dag nog steeds een merkwaardige, maar tegelijkertijd heel natuurlijk aandoende verdeling van plekken door het bos. Sommige families trokken veel met elkaar op en stonden vlak bij elkaar, anderen zochten wat meer privacy.

In de jaren ’60 kwamen er veel kampeerders bij en verscheen er ook een enkele caravan. Voor de terreinen van Tienelsheem en van de Timp werden recreatievergunningen afgegeven. Daar verschenen ook de eerste onderkomens en werden voormalige kippenschuren en hokken omgebouwd tot recreatieverblijven (zie foto’s).

W.C.’s
De aanvankelijke plekken op onze terreinen herschikten zich door de jaren heen, omdat de onderkomens elk voorjaar opnieuw werden geplaatst. Bij het herplaatsen verschoof er wel eens een metertje, maar ook kwamen er toen nog steeds nieuwe leden bij die zelf een plek mochten zoeken. Elke kampeerplek op het terrein had toen al als aanduiding een betonpaaltje met een nummer. In het begin werden die nog jaarlijks weggehaald en weer opnieuw geplaatst in het voorjaar. De kale plekken in het bos werden aan het eind van het seizoen toegedekt met zand of aarde.

Er waren nog geen wc’s maar latrines (gat in de grond, balk om op te zitten, schermpje er omheen). Later kwamen er wc hokjes (gat in de grond, drie wandjes plus dakje, een deur, een zitvlak met gat en deksel). Weer later mochten de houten vloeren van de tenthuisjes, indien afgedekt met plastic, in de winter blijven liggen. Ook de beton stiepjes met de nummers mochten op den duur ’s winters blijven staan. Nog weer later mochten díe huisjes die voldeden aan de woningwet (type A) ook overwinteren. In de kantine, maar ook in het huisje van de familie Wortelboer, werden de wc hokjes aan het eind van het seizoen opgeslagen. Langzaam maar zeker verdwenen de tenten en tenthuisjes en verdween ook het jaarlijkse afbreken en weer opbouwen van de onderkomens.

Waterputten
In de begintijd hadden we drie waterputten op het terrein. Die hadden we zelf geslagen met geleende apparatuur van het pompbedrijf dat destijds op het terrein van Tienelsheem was gevestigd. In hele droge perioden golden er beperkingen voor het watergebruik. Dan mocht je het water bijvoorbeeld niet voor de handwas gebruiken. E.e.a. leidde natuurlijk tot strenge sociale controle en af en toe tot ruzie. Soms kwamen de putten droog te staan en dan had je de poppen aan het dansen. Maar meestal was het juist een gezellige bedoeling rond de waterpompen. Dat was trouwens ook zo bij de bakker en de groenteboer die destijds al klingelend met een wagen het terrein op kwamen.

Waterleiding, riolering, elektriciteit
Het aanleggen van de waterleiding hebben we destijds zelf gedaan; ieder moest daarbij 35 meter sleuf graven en dat was voor sommigen een ware beproeving. Enkele leden, waaronder de eerder genoemde heer Heus hadden na hun 35 meter de blaren op de handen staan. Later werd de riolering op die zelfde manier aangelegd en stopten we gelijk ook het elektrisch bij de sleuf in. Toen hadden we al de beschikking over de graafmachine van verenigingslid Piet Wieringa.

Bij de aanleg van de riolering speelde het probleem dat er voor terrein West (bestemming natuurschoon gebied ) geen gemeentelijke toestemming kon worden verkregen. Nadat de verantwoordelijke ambtenaar te verstaan was gegeven dat ‘ie de inhoud van 70 schijtemmers op z’n stoep kon verwachten (voor wat hoort wat), verleende die vervolgens de onofficiële toestemming met de uitspraak: “Wat niet weet, dat niet deert”. Zo werden de sleuven alsnog ook op terrein West gegraven. In de winter, tussen de sneeuwbuien door.

De Romneyloodsen
In de begintijd werden de onderkomens grotendeels opgeslagen in de schuren van de boeren uit de omgeving. Later werden voor de opslag (lees ook Joop Tijssens) twee Romneyloodsen aangeschaft waarin voor elk onderkomen 70 cm ruimte was gereserveerd (bij 4 meter breedte). De toenmalige loodsen kwamen van vliegveld Eelde en waren nog van de Canadezen geweest. Bij aanschaf van de latere nieuwe loodsen zijn de oude naar boer Kanon gegaan; langs het zandpad bij de Vijftig Bunder kon je lange tijd nog eentje zien staan. Het afbreken (per 15 oktober) en opbouwen van de onderkomens (per 15 maart) gebeurde altijd op vier zaterdagen. Met behulp van paard en wagen of handkar, later met de tractor en de aanhanger van Willem Nijdam. Willem woonde op de Tienelsweg in het 2e huis rechts, gerekend vanaf ingang West richting het dorp. In het begin betaalde je hem 50 cent per keer.

Dat laden en wegbrengen van je onderkomen ging razend snel en op zulke momenten werd er, behalve soms wat gefoeterd, natuurlijk over en weer goed geholpen. Piet Boddeveld ging over die loodsen, hij regelde de hele opslag en uitgifte.

De Tienelsweg
De Tienelsweg was in die tijd, net zoals nu, tot aan de bocht in de weg bestraat, maar dan met Drentse keitjes. Er liep een schelpenpad aan dezelfde kant als het huidige fietspad en daar weer naast lag een slootje (waar menig verenigingslid na een avondje stappen in beland is). De keitjes zijn voor het asfalteren van de Tienelsweg verwijderd en die liggen nu op de brink in Zuidlaren.

Zondagschool
Noemenswaardig is mevrouw van Woerden met haar keetje op terrein Oost. Zij verzorgde altijd de zondagschool voor de kinderen. Bij haar afscheid hebben we haar met z’n allen een nieuwe Gazellefiets cadeau gedaan, daar was ze hartstikke blij mee.

De kantine
Een verhaal apart is de kantine (lees ook Joop en Attie). Die werd eveneens door de leden helemaal zelf gebouwd, met onderhands geregeld bouwmateriaal. Zo bestond bijvoorbeeld de fundering uit een hele partij afgekeurde patrijspoorten die waren geleverd door een van onze leden uit de scheepsbouw (veel leden uit de bouw en scheepsbouw). Vanuit de kantine is ontzettend veel georganiseerd voor de vereniging: bingo’s, toneelavonden, sport evenementen, zeskampen, droppingen, fietstochten, voetbalwedstrijden, etc.

De kantine had een belangrijke sociale functie. Voor het beheer kon je je aanmelden op voorwaarde dat er door twee families werd beheerd. Er was een aparte penningmeester voor en er gold de afspraak dat de twee families en de vereniging elk 1/3 deel van de opbrengst kregen. De inkomsten liepen vooral na het installeren van een gokkast flink op, maar dat gold achteraf ook voor de belastingheffing waarop men niet zo had gerekend (de vereniging had zich daar per contract van gevrijwaard).

De drie bestuursleden: Klaas Stijkel, Jan Bakema en Henk Marrink moesten in die tijd op cursus om de juiste papieren te halen voor het mogen schenken van zwak alcoholische dranken. Niet in de laatste plaats omdat anders bij het jaarlijkse alcoholisch beklinken van de jachtrechten op onze terreinen, het hoofd van politie, tegelijkertijd jager, teveel in verlegenheid zou worden gebracht. Mooie bijeenkomsten waren dat. Alle pachters van de kantine hebben erg hun best gedaan. Maar niet iedereen was er even geschikt voor; er is rondom de kantine nogal eens wat trammelant geweest.

Trots
Maar we liepen echt voorop met onze activiteiten en op de federatiebijeenkomsten sprongen wij er uit als de vereniging met de grootste inzet van z’n leden. Daar mogen we nog altijd trots op zijn.

“Ik ben niet de gemakkelijkste kerel, misschien een beetje autoritair, maar ik heb voor zover ik weet alle problemen altijd meteen opgelost.”

We weten zeker dat de vereniging zonder de inzet van deze beetje autoritaire oud voorzitter niet was geworden tot wat ‘ie nu is. Bedankt voor het interview Henk.

Verslag: Nico Gerbenzon, huisje 345
Groningen, 2013