Van de das, de fiets en het belletje.


Ik was al in slaap maar door de gepijnigde stem van mijn man had ik meteen rechtop in bed gezeten.  Met een buil op zijn hoofd en takjes in zijn haar stond hij me midden in de nacht bibberend aan te kijken. Vanaf een feestje in Groningen was hij door de bossen naar ons huisje gefietst. Bij het pad van de Vijftig bunder was er uit het niets een das overgerend. Deze had hij niet kunnen ontwijken en hij was over de kop gevlogen. De das was aangedaan het bos in geschoten. Ontzet keek ik hem aan. Een koud washandje op de buil verlichtte en we beseften beiden dat er een engeltje op zijn schouders had gezeten. 

Om van de schrik te bekomen bleven we nog even zitten in het holst van de nacht. Een bosuil liet haar kreten horen en ik zette een kopje kamillethee.  

‘Weet je eigenlijk wel dat op een vierkante kilometer bos voedsel is voor circa 10 kleine roofdieren zoals de bunzing, hermelijn, marter en wezel? En weet je wel dat deze allemaal in ons bos voorkomen?’ En of ik dat wist. In de afgelopen twintig jaar had ik ze allemaal wel eens voorbij zien komen. Deze kleine roofdieren eten muizen, vogels, kikkers en meer. ‘En wist je dat er in het bosje dat grenst aan 337 ooit een grote dassenburcht zat. Dat dat de reden is waarom er nog steeds een stuk bos het veld insteekt?’ Ik lachte een beetje schamper en zei: ‘Inmiddels hebben ze duidelijk hun intrek genomen in het bos van de vijftig bunder.’ De buil op zijn hoofd groeide met de minuut  en werd als een ei zo groot.                                                      

In het donker zag ik de reflecterende ogen oplichten van een kat. Dat lieve zachte, aaibare en snorrende dier is eigenlijk een roofdier. Je zou het als een uitheemse soort kunnen zien. Het is een dier dat ondanks dat hij of zij wordt gevoerd door mensen, zijn instincten niet kan beheersen. Overigens kan geen enkel dier of mens dat. Maar daardoor vangt hij of zij wel het voedsel van de kleine roofdiertjes die in het bos horen. 

Ik hou van poesen. Van hun zachte gesnor. De kopjes tegen mijn been en het ze volkomen ontspannen zien liggen in de zon. Maar ik wil ook niet dat de kringloop in ons bos wordt verstoord. Gelukkig is hier een hele simpele oplossing voor. Een belletje omdoen bij je zachte spinnende huisgenoot. Zo gehaald, niet duur en de biodiversiteit in het bos blijft zoals het bedoeld is. ‘Misschien moet ik jou ook een belletje omdoen.’ Zeg ik tegen mijn man. ‘Dan hoort de das je aankomen.’ Want die das, die doen we geen belletje om. 

Moniek